De neo-stijlen (1815-1900)

Na ±1815 breekt het tijdperk van de zgn. neo-stijlen aan, een architectuur waarin wordt teruggegrepen op de oude architectuur van de gotiek, de renaissance en de barok. Naar believen worden elementen uit de oude architectuur toegepast, soms zelfs gecombineerd in een enkel gebouw (dit was vooral het geval bij het zgn. eclecticisme). Na ±1880 ondergaat Amsterdam een grote economische opbloei, waardoor er weer veel wordt gebouwd en verbouwd. Hierdoor wordt ook aan de architectuur een nieuwe impuls gegeven. Vooral de neo-renaissance is dan erg populair, een neo-stijl waarin de "Oud Hollandse stijl" van het begin van de 17de eeuw herleefd. Toevallig is dat niet: men ervaart de periode als een "tweede Gouden Eeuw". Vooral veel openbare gebouwen zijn in deze periode gebouwd. Grachtenhuizen nauwelijks en woonhuizen natuurlijk vooral in de nieuwe wijken buiten de Singelgracht.

Aanvankelijk was er veel kritiek op de gebouwen uit deze periode, maar dat is veranderd: de 19de eeuwse architectuur wordt weer volop gewaardeerd, niet in de laatste plaats omdat zij zich goed voegt in het stadsbeeld. Mede daardoor behoren diverse voorbeelden tot rijksmonumenten, evenals diverse historiserende ontwerpen na 1900.

Neo-Grec (1815-1845)

De Neo-Grec is een vorm van neoclassicisme, een typische overgangsstijl van het late classicisme van de 18de eeuw naar de neo-stijlen van de 19de eeuw. De stijl wordt gekenmerkt door klassieke vormen, uitgevoerd met zuilen, architraven en frontons. Ook de witgepleisterde interieurs zijn typerend voor deze stijl. Voorbeelden: Paleis van Justitie aan de Prinsengracht (1825/29) van J. de Greef (1784-1835), de Mozes en Aäronkerk op het Waterlooplein (1837/41) van T.F. Suys (1783-1861) en de Willemspoort op het Haarlemmerplein (1840) van C. Alewijn (1788-1839).

Willem II-Gotiek (1830-1860)

De door koning Willem II gepropageerde gotiek is in Amsterdam weinig toegepast. Kenmerkend voor deze stijl is de manier waarop de oorspronkelijk in metselwerk en natuursteen uitgevoerde constructies worden nagebootst in gips en pleisterwerk. Voorbeeld: Kerk De Papegaai in de Kalverstraat (1848) van G. Moele (1796-1857).

Eclecticisme (1850-1880)

In het eclecticisme worden verschillende historische stijlen gecombineerd tot een nieuw geheel. Voorbeelden: Arti et Amicitiae (Rokin 112, 1855/56 en 1893/94), Museum Fodor, Keizersgracht 609 (1861/62) van C. Outshoorn (1812-1875), het Amstelhotel (1863/67) en de Nederlandsche Bank (thans Allard Pierson Museum) aan de Oude Turfmarkt (1865/69) van W.A. Froger (1812-1883). Van C. Outshoorn bestaan ook enkele woonhuizen: Keizersgracht 452 (1860) en Keizersgracht 806-808. Diverse herenhuizen in bijvoorbeeld de Sarphatistraat en in de Plantage kunnen tot het eclecticisme worden gerekend.

Neo-stijlen (1880-1900)

Na ±1880 worden enkele neo-stijlen populair die op zeer grote schaal zijn toegepast, ook bij woon- en winkelhuizen. We onderscheiden neo-gotiek, neo-renaissance en mengvormen daarvan. Voorbeelden van neo-gotiek zijn de kerken van P.J.H. Cuypers (1827-1921), zoals de Posthoornkerk (1861/89), de Vondelkerk (1870/80) en de Dominicuskerk (1884/93). Een merkwaardig neo-gotisch woonhuis, uniek in zijn soort, is het houten huis Reguliersgracht 57-59 (1879) van I. Gosschalk (1838-1907).

Voorbeelden van de neo-renaissance zijn de Stadsschouwburg (1894) op het Leidseplein en het Stedelijk Museum (1895) aan de Paulus Potterstraat. Bij woonhuizen wordt vaak de renaissance-trapgevel toegepast. Voorbeelden: Rokin 147 (1884), Nieuwezijds Voorburgwal 381-383 (1884), Plantage Middenlaan 36 (1892/93). Misschien wel het mooiste voorbeeld van een grachtenhuis in een neo-stijl, maar zeker minder representatief, is Herengracht 380-382 (1894) van A. Salm (1857-1915). De architectuur van dit rijk gedecoreerde pand gaat terug op Franse vroeg-renaissance vormen, de Frans I-stijl. Ook Weens classicisme treffen we in Amsterdam aan: het Concertgebouw (1883/86) en de Hollandsche Manage (1880), beiden van A.L. van Gendt (1835-1901). Een zeldzaam voorbeeld van neo-barok in Amsterdam is de Sint-Nicolaaskerk (1884/87) aan de Prins Hendrikkade van A.C. Bleys (1842-1912), dezelfde architect die NZ Voorburgwal 381-383 ontwierp.

Ook komen veel gebouwen voor in een mengvorm van neo-gotiek en neo-renaissance. Voorbeelden zijn het Rijksmuseum (1876/85) en het Centraal Station (1882/89), beiden van de reeds genoemde P.J.H. Cuypers, en het vml. Hoofdpostkantoor (1899), thans winkelcentrum Magna Plaza, aan de Nieuwezijds Voorburgwal, van C.H. Peters (1847-1932).

Veel winkelhuizen zijn in de 19de eeuw in een neo-stijl gebouwd. Bekende voorbeelden zijn de panden van G.A. van Arkel, vaak in een combinatie van neo-gotiek en neo-renaissance, zoals Kalverstraat 190 (1891), Utrechtsestraat 30 (1893/94), Kalverstraat 200 (1894), Nieuwendijk 89 (1887), Leidsestraat 59 hoek Kerkstraat (1888) en Gasthuismolensteeg 20 (1900). Ook G. van Looy (1852-1911) bouwde diverse winkelhuizen, zoals de winkel van Allert de Lange, Damrak 62 (1886) en Keizersgracht 455 hoek Leidsestraat (1891).

Bron: bureau Monumenten & Archeologie, gemeente Amsterdam