Ronde Lutherse Kerk (1668/71)

De lutherse gemeente in Amsterdam maakte in de 17de eeuw door de komst van immigranten uit het Oostzeegebied en Vlaanderen een sterke groei door. De Lutherse Kerk uit 1633, Singel 411, op de hoek met het Spui, overwegend in gebruik bij de Universiteit van Amsterdam) was al snel te klein voor de groeiende gemeente. In 1667 kregen de lutheranen toestemming tot het bouwen van een tweede kerk. In 1668-1671 werd de Nieuwe of Ronde Lutherse Kerk, Singel 11, gebouwd door bouwmeester Adriaan Dortsman. De lutheranen mochten geen kerktoren bouwen; dat mochten alleen de gereformeerden. De lutheranen bouwden daarom een koepelkerk met een lantaarn (een klein torentje bovenop de koepel). Bovenop de lantaarn stond een lutherse zwaan.

Het gebouw is het enige protestantse kerkgebouw met een cirkelvormig grondplan in Nederland en van architectonisch grote waarde. De strenge classicistische opzet met Dorische pilasters en rechthoekige vensters maken het gebouw een goed voorbeeld van de sober-classicistische stijl en tegelijk een hoogtepunt van de 17de eeuwse architectuur.

Het karakteristieke gebouw is gezichtsbepalend voor de westelijke grachtengordel (zowel vanaf de Spuistraat, met de karakteristieke kleine trapgeveltjes aan het Kattengat op de voorgrond, Kattengat 4-6, als vanaf het Singel en de Brouwersgracht goed te zien).

Op 18 september 1822 brandde de Ronde Lutherse Kerk vrijwel geheel af, door onvoorzichtigheid van loodgieters. Het was een grote, spectaculaire brand, waarvan enkele prenten bestaan. Alleen de buitenmuren bleven overeind. De koepel stortte tussen deze muren naar beneden. Van de inrichting bleef weinig over, ook omdat "helpende handen" kerkinterieur naar buiten droegen om het vervolgens mee naar huis te nemen. Al in 1826 was de koepelkerk herbouwd, naar ontwerp van T.F. Suys en J. de Greef. Slechts op enkele punten week het nieuwe gebouw af van het oude. De oorspronkelijk gladde koepel met ribben kreeg Romeinse cassetten en werd bovendien iets hoger. De lantaarn op de koepel kreeg een iets andere vorm. In 1830 werd het nieuwe orgel voltooid, het thans beroemde orgel van Johan Bätz.

In 1935 werd de kerk door de inkrimpende lutherse gemeente afgestoten, waarna de kerk diverse, soms catastrofale bestemmingen kreeg (o.a. een tentenverkoop). In 1975 werd de kerk, na een inmiddels zeer noodzakelijke restauratie, als congres- en concertzaal door het nabij gelegen Sonesta Hotel in gebruik genomen. Voortaan heette de kerk de Sonesta-koepel. Het orgel werd in 1984 gerestaureerd. De akoestiek van het gebouw is zeer goed.

Op 3 februari 1993 werd de kerk voor de tweede keer door brand getroffen, waarna een opnieuw kostbare restauratie nodig was

Bron: bureau Monumenten & Archeologie, Amsterdam