Stadspoorten, poorten van Amsterdam


De Stadswal

Al rond 1300 lag er een aarden wal achter de Nieuwendijk. Sporen van deze wal werden ontdekt tijdens archeologische opgravingen rond de Nieuwezijds Kolk. Na het Beleg van Amsterdam in 1303 trok graaf Willem III van Holland het privilege van Amsterdam in om verdedigingswerken aan te leggen. De Amsterdammers waren gedwongen om de wal weer af te breken. Pas rond 1340 kwam er een nieuwe verdedigingswal. Aan zowel oudezijde als nieuwezijde van de stad, aan weerszijden van de Amstel, werd een gracht gegraven met daarachter een aarden wal voorzien van een houten palissade ter afscherming. Toen achter deze wallen omstreeks 1385 nieuwe wallen werden aangelegd, werd de bestaande wal de Voorburgwal en de nieuwe wal de Achterburgwal, en dit zowel aan de oude als de nieuwe zijde. Zo ontstonden de Oudezijds Voorburgwal, Oudezijds Achterburgwal, Nieuwezijds Voorburgwal en Nieuwezijds Achterburgwal. In 1425 werd de stad uitgebreid, en werd een nieuwe verdedigingsgracht gegraven: het Singel, de Kloveniersburgwal en de Geldersekade. Langs de gracht werd aan stadzijde een aarden wal opgeworpen met drie nieuwe poorten: een nieuwe Haarlemmerpoort, de Sint Anthonispoort en de Regulierspoort.

Stadsmuur met poorten en torens

Na zijn bezoek aan Amsterdam in 1481 besloot keizer Maximiliaan I dat Amsterdam een stenen stadsmuur moest bouwen, ter verdediging tegen mogelijke aanvallen van Gelre en Utrecht. De werkzaamheden begonnen in 1482 en namen zo'n 20 jaar in beslag. Het resultaat was een 5 tot 6 meter hoge muur van gemetselde baksteen. De stadsmuur omringde de hele stad, met uitzondering van het havenfront aan het IJ, en had zes poorten:

De muur werd ondersteund door een aantal halfronde verdedigingstorens, waarvan er één is overgebleven, de Schreierstoren. De toren Swych Utrecht, die ook deel uitmaakte van de muur, werd in 1882 afgebroken. De Jan Roodenpoortstoren en de Haringpakkerstoren ondergingen hetzelfde lot. In 1512 vielen Gelderse troepen de stad aan en plunderden de Lastage, het industriegebied met scheepswerven aan oostelijke zijde van de stad. Hierna werd tussen 1515 en 1518 een arm van de Amstel uitgegraven tot de Nieuwe Gracht (nu Oudeschans) als buitenste verdedigingsgracht aan de oostelijke zijde van de stad. Met de aarde die hierbij vrijkwam werd ook een verdedigingswal aangelegd, waarop een houten palissade gebouwd werd. Als onderdeel van de verdedigingswerken werd omstreeks 1516 de Montelbaanstoren gebouwd als uitkijktoren.

Bolwerken rond de Grachtengordel

In de 17e eeuw groeide de stad razendsnel. Rond de nieuwe grachtengordel werd een stelsel van 26 bolwerken aangelegd langs de Singelgracht. In de flanken waren kazematten of geschutskelders waarin kanonnen stonden en munitie werd ondergebracht. Bovenop de meeste bolwerken stonden molens. Er waren vijf hoofdpoorten in de fortificaties en drie kleinere:

Haarlemmerpoort of Willemspoort

Bij elke stadsuitbreiding schoof de Haarlemmerpoort een stukje op naar het westen, richting Haarlem. De eerste versie stond op een sluis bij de Martelaarsgracht. De bouwdatum van het complex was vóór 1400. Afbeeldingen van deze poort zijn niet bekend. De tweede versie stond in het Singel bij de Koepelkerk. De derde versie stond waar zich nu de Herenmarkt bevindt. De huidige Haarlemmerpoort of Willemspoort aan het Haarlemmerplein is in feite de vijfde Haarlemmerpoort. In 1837 was de voorganger, de in 1618 naar ontwerp van Hendrik de Keyser voltooide poort, zo bouwvallig geworden dat besloten werd tot afbraak. Drie jaar later verrees, vlakbij de plek van de vorige, de huidige Haarlemmerpoort.