Kloosters in Amsterdam
Eind 14e eeuw verschenen in Amsterdam de eerste kloosters op initiatief van steenrijke priesters als Dirk Sloyer en Gijsbert Dou. Op het moment van de Alteratie (1578) had de stad 19 kloosters en een begijnenhof binnen de muren en nog eens twee kloosters in de onmiddellijke omgeving.
We zien maar twee orden goed vertegenwoordigd in Amsterdam: de Franciscanen: Minderbroeders, Clarissen en de Derde Orde, een lekenorde waartoe het merendeel der vrouwenconventen behoorden en enkele kloosters die volgens de regel van Augustinus leefden: de Regulieren. Een uitzondering was de Kartuizerorde, een 11e-eeuwse afsplitsing van de Benedictijnen. Van belang voor de snelle opkomst van de Amsterdamse kloosters was de beweging Moderne Devotie. Meer orden zijn voor de Alteratie niet vertegenwoordigd; de Jezuïetenorde kreeg in 1540 pas toestemming van de paus en verscheen in Amsterdam pas na 1578 in de vorm van schuilkerken. Begijnen waren wereldser dan kloosterlingen. De Amsterdamse begijnen legden slechts een gelofte van kuisheid af, maar konden elk moment weer terug naar de 'buitenwereld'.
Gasthuizen waren bedoeld om pelgrims tijdelijk onderdak en verzorging te verschaffen maar gingen steeds vaker als ziekenhuis of zelfs pesthuis opereren toen het Mirakel van Amsterdam veel volk binnen de stad bracht met het risico van besmettelijke ziekten. Tijdens de Alteratie van 1578 werd het katholieke stadsbestuur de stad uit gejaagd. Kerken en kloosters werden onteigend en de uitoefening van het katholieke geloof werd ernstig beperkt en alleen gedoogd in zogenaamde schuilkerken. Ontwikkelingen in het kloosterleven zoals zuidelijke steden vanaf de 16e eeuw doormaakten, ontbreken daarom in Amsterdam. Uitzondering is het klooster in de Egelantiersstraat in de Jordaan in Amsterdam waar Zusters van de Naastenliefde, opgericht door Moeder Teresa, sinds 1989 hun goede diensten verrichten.
Zie ook Theo Bakker's Domein