Clarissenklooster in Amsterdam

Het hoofdgebouw van het Clarissenklooster werd na de Alteratie tot Rasphuis ingericht.

Het hoofdgebouw van het Clarissenklooster werd na de Alteratie tot Rasphuis ingericht. De Rasphuispoort siert nog steeds de gevelwand van de Heiligeweg.


Een van de laatste in Amsterdam gevestigde kloosters is het Clarissenklooster, van de Tweede Orde der Franciscanen. Het initiatief kwam van een rijke Amsterdammer, Jan de Wael, in 1494. Het verzoek werd achtereenvolgens ingewilligd door keizer Maximiliaan op 6 oktober 1494, Paus Alexander VI op 31 maart 1495, de bisschop van Utrecht eind 1495 en een pauselijke commissie het jaar daarop. De paus besliste dat een aantal Clarissen uit Delft naar Amsterdam overgeplaatst zouden worden om de zusters in te wijden in de regels van de orde.

De benodigde grond werd verworven aan de rand van de stad op een terrein omgeven door de Kalverstraat, Heiligeweg en Singel. De Amsterdamse raad blokkeerde de vestiging echter omdat de stad geen behoefte aan nog een bedelorde had. Zij was van mening dat de burgerij voor het onderhoud zou moeten opdraaien als het klooster geen eigen inkomsten had. Bovendien vond men dat de kloosters met 1/3 van het stadsoppervlak al genoeg kostbare bouwgrond in beslag namen. Om ook daadwerkelijk te beletten dat de bouw van kloostergebouwen van start ging verbood de raad in 1498 en nog eens in 1499 op straffe van verbanning alle gilden bouwactiviteiten in opdracht van de orde. Dat kon niet voorkomen dat een aantal vrome vrouwen toch een religieuze gemeenschap vormden in enkele huizen op het terrein. In 1509 werd de procedure nog eens herhaald en via het Hof van Holland kreeg men in 1513 zijn zin. De nonnen mochten niet meer dan 60 roeden (ruim 800m2) in gebruik nemen en wat ze intussen al meer bezaten diende binnen 3 maanden verkocht te worden op straffe van confiscatie. Bovendien mochten er maar maximaal 30 nonnen in het klooster verblijven. In 1513 waren dat er al 24 en in 1532 bleken dater 32 te zijn, zonder gevolgen. Ten overstaan van notaris Van Borsselen en in bijzijn van een afgezant van het Hof van Holland stemden de nonnen in met de voorwaarden en was de stichting een feit.

Na de Alteratie werd het klooster in 1579 formeel opgeheven maar bleven een aantal nonnen in een deel van het klooster wonen, zelfs aangevuld met nonnen van andere opgeheven kloosters. Daarvoor werden in de tuin huisjes en straatjes gebouwd die in 1959 gesloopt werden voor de bouw van de V&D-hal. Twee toegangen naar de straatjes kwamen op het Singel uit, een daarvan midden in het zwaar verbouwde maar nog bestaande Aalmoezeniershuis dat later Latijnseschool werd. In 1885 verhuisde deze tot gymnasium gepromoveerde school naar het nieuwe schoolgebouw aan de Weteringschans, het huidige Barlaeusgymnasium.

In het hoofdgebouw van het klooster werd het Rasphuis ondergebracht, een tuchthuis voor mannen, waarvan de toegangspoort nog op de Heiligeweg te vinden is. Na het Rasphuis werd er nog een zwembad in gevestigd. Het hele complex is gesneuveld voor de V&D Plaza (Kalvertoren).

Het Aalmoezeniershuis op het grondgebied van het Clarissenklooster

Het Aalmoezeniershuis op het grondgebied van het Clarissenklooster